‘De dokter kan niets vinden’ is een informatief boek waarin Jan Houtveen (psychofysioloog) middels wetenschappelijk onderzoek allerlei thema’s uitlegt die een relatie hebben met medisch onverklaarbare klachten (MOK). Ik heb geen medische achtergrond maar vond het boek grotendeels goed te begrijpen. De voorbeelden (een haperende auto of een gescheurde tegelvloer) werkten hierbij ondersteunend. Ondanks dat dit boek al in 2009 is geschreven herken ik nog veel van de dilemma’s, valkuilen en onduidelijkheden. Het boek lijkt mij grotendeels nog actueel en levert een bijdrage aan inzicht over ziekte en klachten.
Toegankelijk voor arts en patiënt
Perspectieven worden vanuit de arts maar ook vanuit de patiënt belicht. Dilemma’s worden duidelijk geschetst. Houtveen stelt: ‘Zowel de patiënt als de arts doen niets verkeerd’. Dit maakt dat de beiden perspectieven goed te lezen en in te voelen zijn. Ik krijg als patiënt meer begrip voor zienswijze van de arts. Een arts die dit boek leest kan zich juist meer bewust worden waar de patiënt mee worstelt.
Spanningsveld
Een uitspraak als: ‘Als je medisch blijft zoeken dan vindt je altijd wel een kleine afwijking’, geeft mij, als patiënt, stof tot nadenken en meer inzicht in het spanningsveld waar medici voor staan. Hoe zinvol is blijven zoeken? Dit soort dilemma’s worden zonder oordeel onder de aandacht gebracht. Wel ben ik bang dat artsen dit als een bevestiging zullen zien ‘om dus niets te doen.’ Voor mensen met MOK gaat het meestal vaak om een levensbepalend probleem. Gelukkig stelt Houtveen voorop dat de klachten geen aanstellerij zijn. Hij benadrukt dat er bewijzen zijn dat de klachten echt zijn. Ook onderstreept hij dat naast het ziekteproces (ook bij verklaarbare klachten) er psychologische en contextuele factoren een rol spelen.
Lichamelijk of psychisch? Een onzinnige vraag
Hoewel er steeds meer wetenschappelijk bewijs is dat psychisch ook lichamelijk is en lichamelijk ook psychisch, zegt Houtveen, zijn veel artsen geneigd te blijven kijken naar ‘harde’ lichamelijke bewijzen. En patiënten zijn geneigd de verantwoordelijkheid te veel bij de arts te blijven leggen. Beiden leiden tot communicatieproblemen. Ook hier weer eerlijkheid maar ook begrip voor zowel de insteek van arts als van de patiënt. Het wordt artsen geleerd zo te denken. En patiënten snakken naar erkenning.
Het hete hangijzer ‘het zit tussen de oren’ licht hij uitgebreid toe. ‘Ja, er gebeurt iets tussen de oren, maar kijken naar de psychologische factoren sluit een lichamelijk proces niet uit. Er kan iets in het brein ontregeld zijn’. Theoretisch onderbouwt hij hiermee dat medische onverklaarde klachten echt zijn en niet zomaar als ‘psychisch’ afgedaan kunnen worden. En ook als psychische factoren een rol spelen, zijn de lichamelijke klachten net zo echt.
Grafieken en casussen
Verschillende visies komen langs en Houtveen laat zien dat nog niet over alles een uitspraak is te doen. Niet alles is één pot nat. Hij bevestigt hiermee dat al veel duidelijk is maar ook nog heel veel niet en dat er veel persoonlijke verschillen zijn te zien. Thema’s als stress, spierspanning, ademhaling en het immuunsysteem worden zowel in tekst maar ook in kaders of in modellen toegelicht. Soms vond ik de theorieën en (wetenschappelijke) onderzoeken verbazend makkelijk te lezen, soms vond ik het wat taaier. De casussen zijn een prettige afwisseling en ondersteunen de inhoud.
Effect van stress
Stress is een hot item bij MOK. Langdurige overbelasting kan tot zowel psychologisch als lichamelijke klachten leiden (en andersom!). Houtveen legt de relatie tussen stress en negatieve emoties duidelijk uit maar benadrukt ook dat stress een ruim begrip is en de verschillende onderzoeksresultaten bij stressfysiologie niet consistent zijn. Dingen die ik al weet worden nog inzichtelijker voor me. De basis wordt goed uitgelegd voordat hij er dieper op in gaat. Soms zou een onderwerp voor een patiënt lastig kunnen zijn om te lezen, bijvoorbeeld over ziekdenken. Maar dit wordt tevens zo toegelicht dat ik me als patiënt juist serieus genomen voel. Houtveen blijft benadrukken dat het niet wil zeggen dat er niets aan de hand is. Een verademing.
Altijd weer dezelfde aandoeningen
Zoals al vaker in boeken over dit onderwerp worden vaak dezelfde aandoeningen als voorbeeld worden gebruikt. Ook hier. Het stuk over gedrag en psychologische mechanisme en ziektewinst is wel heel begrijpelijk geschreven, maar gaat voornamelijk over buikpijn, rugpijn etc. Ik zou meer willen lezen over hoe de mechanismes werken bij minder duidelijke blijvende klachten zoals bij bijvoorbeeld chronisch-vermoeidheidssyndroom (CVS) of fibromyalgie.
Vaak lees je alleen over onderbelasting: mensen die minder gaan bewegen bij pijn en vermoeidheid. Gelukkig geeft Houtveen ook kort aandacht aan overbelasting – iets wat ook een rol kan spelen bij CVS. Hopelijk lezen de artsen hier niet overheen.
Emotionele processen
Ik ben blij dat Houtveen stil staat bij emotionele processen. Soms wat kort door de bocht, dan weer voorzichtig. Hij zegt weinig te kunnen zeggen over onderdrukte emoties omdat het niet evidence-based is. Maar later benoemt Houtveen wel het verband tussen trauma en medisch onverklaarbare klachten. Het lijkt zijn boodschap te verkondigen om deze daarna (omdat het niet goed te meten is) weer af te zwakken. Jammer. Ik denk dat iedereen leert pijnlijke emoties te omzeilen. Dat je dat niet altijd doorhebt geldt voor ieder mens. Ik vind het logisch dat het onderdrukken van emoties kan bijdragen aan het ontwikkelen van klachten (en dus ook MOK). Zoals Houtveen eerder ook beweert hangt alles in ons systeem toch samen? Onderdrukte emoties en de relatie met MOK is geen populaire insteek. Patiënten voelen zich hierdoor niet serieus genomen. Of het stigma van MOK wordt enkel uitvergroot door de reacties. Zouden artsen, als ze vermoeden dat (onderdrukte) emoties een rol spelen hun handen van de patiënt aftrekken? Blijven we zo niet in een cirkeltje draaien? Misschien was het hiervoor nog te vroeg in 2009. Of misschien is dit gewoon mijn stokpaardje…
Zin en onzin
Vaak is er geen sluitend wetenschappelijk bewijs over wat helpt bij MOK. Maar Houtveen bespreekt dat eenvoudige verklaringen die een rol zouden spelen bij MOK soms wetenschappelijk verworpen worden, maar wel helpend kunnen zijn bij een groep patiënten. Houtveen laat hiermee zien hoe ingewikkeld het is de juiste behandeling te vinden bij MOK en hoe verschillend behandeling per persoon kan uitpakken.
Hij onderzoekt wat hij hypes noemt, bijvoorbeeld de hyperventilatietheorie en hartcoherentietraining. Behandelingen waar zowel patiënten als behandelaars enthousiast over zijn en die zorgen voor stressreductie en klachten verminderen. Krachtig hoe Houtveen de theorie weerlegt zonder de behandelingen af te raden. Hij ontrafelt dat ze werken via psychologische technieken maar dat het op puur medisch fysiek gebied weinig meetbaars veranderd. De behandelingen, legt hij uit, werken wellicht anders dan ze vaak wordt toegelicht.
Immuunsysteem en onderzoek
Voor mij persoonlijk was het hoofdstuk over het immuunsysteem erg informatief. Hierin wordt ingezoomd op hoe het immuunsysteem het brein op de hoogte houdt van de ziektetoestand van het lichaam. Houtveen legt beeldend uit hoe het ziektelampje ten onrechte kan blijven branden en dat de oorzaak hiervan zowel immunologisch als psychologisch kan zijn. De rol van de boodschapperstoffen (cytokinen) wordt uitgebreid toegelicht en het raakvlak met sickness behaviour begrijpelijk gemaakt. De ‘vage’ klachten van MOK worden in een logisch kader geplaatst. De samenhang tussen lichamelijke en psychologische symptomen komt weer naar voren. Hoe kan de grote gevoeligheid voor prikkels medisch worden behandeld, is de vraag: meer kennis van biologische processen die hier een rol bij spelen is nodig. Houtveen benadrukt ook hier weer dat het ingewikkeld is omdat er zoveel mee speelt. Soms is iets niet meetbaar maar is er wel iets in het lichaam aan de hand. Helder wordt geschetst dat het lastig is tot een oplossing te komen (bijvoorbeeld een pil te ontwikkelen) omdat zoveel factoren (ook persoonlijkheid, erfelijkheid, een psychologisch trauma etc.) meespelen bij het ontwikkelen van MOK. Ik vind het realistisch. Steeds wordt genoemd dat dichterbij het antwoord komen wel mogelijk is als er veel meer onderzoek gaat plaatsvinden. Iets wat in 2020 nog steeds wordt geroepen.
Conclusie
Houtveen laat zien dat MOK het gevolg zijn van psychologische, stressfysiologische of immunologische mechanismen, dat een optelsom van risicofactoren klachten in de hand werken. Veel onderzoeksresultaten zijn nog niet bruikbaar en een echte diagnose en complete behandeling is dus nog niet in zicht. Houtveen eindigt met een conclusie voor zowel artsen als patiënten. Waardevol om ze allebei te lezen. Ik ben bekend met minder reguliere/wetenschappelijke visies en vond het lezen van deze (medische) theorieën zinvol. Zoals iedereen lees ik makkelijker wat mij bekend is. Dit is hardnekkig en zal hoogstwaarschijnlijk ook gelden voor artsen die dit boek lezen.
Wilma van Erven heeft het chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS). Ze is hier langdurig voor behandeld. Haar klachten zijn verminderd maar zeker niet over. Ze heeft zelf een boek (2021) geschreven over haar proces.
‘De dokter kan niet vinden’ – Jan Houtveen. Uitgeverij Bert Bakker, 2009.
Dit boek is tevens gratis downloadbaar als pdf