Psychologische interventies voor psychogene niet-epileptische aanvallen

Psychologische interventies voor psychogene niet-epileptische aanvallen

Psychologische interventies voor psychogene niet-epileptische aanvallen

Auteur: Birgit aan de Stegge.

Psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA) zijn plots en aanvalsgewijze optredende veranderingen in gedrag, beweging en gewaarwording, die klinisch lijken op epilepsie maar niet gepaard gaan met epileptiforme hersenactiviteit op een elektro-encefalografie (EEG). PNEA kunnen ook voorkomen in combinatie met epileptische aanvallen en net als epileptische aanvallen kunnen PNEA zeer invaliderend zijn.

De diagnostiek bij patiënten met deze aanvallen is vaak gericht op het zo mogelijk uitsluiten van epilepsie. Nadien komt het helaas vaak voor dat zowel de neurologie als de psychiatrie niet de verantwoordelijkheid voor de zorg voor deze patiënten neemt, waardoor er geen passende behandeling op gang komt. Maar wat is de meest effectieve behandeling voor PNEA? Om hier wat meer inzicht in te krijgen werd een meta-analyse verricht van resultaten van 20 jaar onderzoek op het gebied van psychologische interventies voor PNEA.

Middels een systematische zoekstrategie werden 13 studies geïncludeerd met in totaal 228 patiënten met PNEA. Elf studies waren observationele studies zonder controlegroepen, de overige twee hadden een gerandomiseerde en gecontroleerde opzet. De volgende psychologische behandelingen werden gegeven: cognitieve gedragstherapie, psychodynamische psychotherapie, paradoxale intentie therapie, mindfulness behandeling, educatie en eclectische behandelingen. De meeste behandelingen duurden tussen de 10 en 24 weken en vonden plaats binnen tertiaire klinieken. Als uitkomstmaat werd gekozen voor een afname van 50% of meer in aanvalsfrequentie of aanvalsvrij raken.

In totaal 47% van de patiënten raakte aanvalsvrij na afronding van een psychologische interventie. In een aanvullende analyse met data van tien studies met in totaal 137 patiënten, had 82% na behandeling een afname in aanvalsfrequentie van ten minste 50%. Onbehandeld is de prognose voor patiënten met PNEA veel slechter, zoals blijkt uit eerder verricht onderzoek. In een retrospectieve cohortstudie met 260 onbehandelde PNEA patiënten bleek bijvoorbeeld dat bij 23% na een jaar het aantal aanvallen was gehalveerd. Echter de patiënten die klachten bleven houden, hadden ruim anderhalf keer zoveel aanvallen als het jaar daar voor (McKenzie et al. 2010).

Op dit moment is er geen standaardbehandeling voor patiënten met PNEA. Ook blijken er weinig gedegen gerandomiseerde en gecontroleerde studies verricht om resultaten van diverse behandelingen voor PNEA tegen elkaar af te zetten. Het is ook niet eenvoudig om dergelijk onderzoek op te zetten voor deze complexe en heterogene doelgroep.

De geïncludeerde studies waren erg verschillend van aard en kwaliteit. Er zijn geen latere follow-up gegevens meegenomen in de analyse en publicatiebias kan mogelijk een positieve effect hebben gehad op de resultaten. Desondanks zou op basis van deze review voorzichtig geconcludeerd mogen worden dat een psychologische behandeling voor patiënten met PNEA zinvol lijkt. Het lijkt in elk geval beter dan geen behandeling of, nog erger, steeds weer ingestuurd worden naar de SEH met de verdenking epilepsie.

Over een van de geïncludeerde studies hebben wij in 2014 een bijdrage gepubliceerd op SOLK.nl: Effectieve behandeling van psychogene niet-epileptische aanvallen.

Carlson P, Nicholson Perry K. Psychological Interventions for psychogenic non-epileptic seizures: a meta-analysis. Seizure 2017; 45: 142-150.


Related Posts

Back to Top